Begraafplaats

Vanuit NIMBY-reflex fel gecontesteerde proeve van wereldklasse door Portugese grootmeester, die de confrontatie met de dood in de stad doet leven maar zijn architectuur in de Vlaamse zwarte aarde inplooit om het mysterie zelf op de voorgrond te duwen Moet nog gebouwd worden maar zal veel architectuurbedevaarders lokken.

Ontwerper: Bernardo Secchi-Paola Vigano | Bouwjaar: 2000
Ambassadeur Baertlaan
8500 Kortrijk

Begin de jaren negentig trokken twee fenomenen de aandacht in Vlaanderen. Een groot aantal wedstrijden voor stedenbouwkundigen en architecten, waarbij druk geprospecteerd werd in het buitenland, werd uitgeschreven in de hoop ambitieuze en kwaliteitsvolle antwoorden te krijgen op complexe ontwerpproblemen en het verloop van deze intellectuele competities kreeg in de pers meer dan genoeg weerklank. We denken aan Stad aan de Stroom in Antwerpen, aan het Sea Trade Center in Zeebrugge, aan Hoog Kortrijk in (inderdaad) Kortrijk, aan het Casino in Oostende, … Nog los van het feit dat Rem Koolhaas en bOb Van Reeth toen furore maakten als eeuwige deelnemers was vooral de succesvolle intrede van de mediterrane ontwerper opmerkelijk. Dat deze putsch in architectenland gepaard ging met een boom in het verbruik van pasta en tapas (tweemaal dezelfde letters!) in horecaland zal wel toeval zijn.

In elk geval konden de conceptuele gastarbeiders van de Middellandse Zee in Vlaanderen aan de slag. De wedstrijd in Kortrijk legde Bernardo Secchi (met zijn eeuwige kompane Paola Vigano) ook geen windeieren. Hij werd de grijze wijze mentor van het Ruimtelijk Structuurplan-proces in wereldstad Antwerpen, maar ooit begon hij dus zijn Vlaamse carrière in het Dallas aan de Leie.

Hij kreeg er twee opdrachten tot nu toe. De eerste was een makkie: de heraanleg van de Grote Markt. De honderden auto’s verbannen en de horizontale delen in een nieuw kleedje steken, meer was er niet nodig om van een parkeerhectare een echt stedelijk plein te maken.

De vraag voor een ontwerp voor een nieuw stedelijk kerkhof was een ander paar mouwen. De plek was nochtans hemels: aan de rand van de stad, op een glooiende helling, die bij wijze van spreken doodloopt op het platte niemandsland (of niemands plattelland). De ingreep van Secchi is wel een meesterwerk geworden. Hij laat elf horizontale vlakken neerdalen naar de horizon toe. Met paden en keermuren scheidt hij scherp de grenzen van de laatste rustplaatsen af, voor ze verdwijnen in het ongewisse van het landschap. Op de groene grastapijten (kamerbreed, want in Kortrijk gemaakt) staan simpele kubussen één voor één zichzelf te zijn als monumenten voor de onvermijdelijke levenswijsheid ‘tot as zult ge wederkeren’. Het is een vitaal kerkhof, waar het goed toeven is voor wandelaars, die de grote vragen over leven en dood niet uit de weg willen gaan.

En zij, die er noodgedwongen rusten, hebben hùn leven en dood lang een fantastisch uitzicht op de oneindigheid van het landschap, op het hiernamaals, op de eeuwige jachtvelden, op de ongerepte zuiverheid, op de alfa en de omega, die ingefreesd zijn in de akkers om morgen weer nieuwe kiemen te doen groeien.

Zonder morbide te willen zijn stel ik intriest vast dat hier veel mensen pas nà hun dood een goed huis (voor altijd) krijgen van een architect.